In modern openbaar bestuur is samenwerking heel hard nodig. Beleid en mensen trekken zich nou eenmaal niet veel aan van gemeente- of provinciegrenzen. Samenwerking zorgt er vaak voor dat een betere en goedkopere aanpak mogelijk is. Maar naast deze voordelen zijn er natuurlijk ook nadelen. Samenwerken vraagt afstemming, vertrouwen en vaak moet je iets van eigen bepalende positie en zeggenschap inleveren. Je moet het immers samen doen.
Voor gemeenteraden zijn de samenwerkingsorganisaties behoorlijk ongrijpbaar. De gemeente geeft een stukje eigen autonomie op, maar wat betekent dat dan van de controlerende taak van een Raadslid. Wat komt daarvoor in de plaats en hoe doe je dat met Raadsleden uit andere gemeenten? Het antwoord is niet altijd even scherp. Bij de lokale welzijnsorganisatie of bibliotheek waar je een subsidie aan geeft is nog wel helder. Daar kan je de wethouder aanspreken, zeker als alleen jou gemeente dat doet. Maar hoe zit het met een NV waar de gemeente aandelen van heeft met andere overheden? En maakt het dan uit hoeveel aandelen? En dan heb nog Gemeenschappelijke Regelingen. De meest vergaande vorm van samenwerking. Maar vraag een groep Raadsleden waarom dat zo vergaand is, dan vinden ze dat lastig onder woorden te brengen.
Verbonden partijen als onderwerp wordt vaak overgelaten aan de financieel specialisten. Dat zijn blijkbaar mensen die in een woud van regels en ordeningen nog een beetje overzicht kunnen houden. Maar dat is steeds lastiger nu bij het Sociaal Domein, Veiligheid, Welzijn en Gezondheid, Milieu en Toezicht ook steeds meer “overheidsclubjes” ontstaan. Daarom is het belangrijk dat Raadsleden niet alleen oog hebben voor de financiële kant van controle maar ook van de spelregelkant en “Governancekant” van controle. De komende tijd zal ik in een reeks blogjes proberen mijn ervaringen met dit onderwerp als gemeenteraadslid, wethouder, aandeelhouder en Bestuurslid te delen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.